“Een scherpzinnige weet dat het maar een klein beetje scheelt of hij was een dwaas geweest, daarom doet hij altijd moeite om de dwaasheid te ontlopen, dit is intelligentie. Een dwaas daarentegen heeft niet het flauwste vermoeden van zijn dwaasheid, hij vindt zichzelf heel slim en daaruit voort komt een benijdenswaardige rust waarmee de onnozele hals zich breeduit neerzet in zijn eigen domheid. Hem uit zijn dwaasheid krijgen is onbegonnen werk”.
Spaans filosoof. Uit het boek ‘Opkomst van de Massamens’ (1930).
Later meer.