In 1981 stond de Muur in Berlijn nog stevig overeind. Tom en zijn vriendin Maaike gingen er liftend heen. Bij grensovergang Helmsted, waar de transitweg door Oost-Duitsland begon, moesten ze de vrachtwagen die hen vanaf een Raststätte had meegenomen uit, want de chauffeur was bang dat ze drugs bij zich zouden hebben. De Oost-Duitse grenswachten, de Vopo’s, hadden hoge petten op en ze keken je doordringend aan. De paspoorten werden meegenomen naar een klein hokje met vuile ramen, maar je kon toch zien dat ze goed bekeken werden. Ze mochten doorlopen, de vrachtwagenchauffeur had beloofd op hen te wachten. Na de vrachtwagen te zijn ingeklommen reden ze 170 kilometer naar West-Berlijn zonder te stoppen. Het was al laat toen ze er aankwamen en na even zoeken vonden ze een goedkoop hotel. Ze schoven de bedden tegen elkaar aan maar vielen direct in slaap. De volgende dag zouden ze naar Oost-Berlijn gaan.
Na een ontbijt verlieten ze het hotel en liepen naar een grensovergang. Je kreeg een visum voor één dag en moest voor twaalf uur ’s nachts weer terug zijn. Het was eind november, de zon scheen, het was koud. Over de Marx-Engels straat hing een blauwe walm van uitlaatgassen van de Trabanten die er reden. Palast der Republiek, waar het parlement van de DDR huisde, zag er pompeus uit. In de oranje gekleurde ramen reflecteerde de Berliner Dom aan de overkant van de straat, Tom maakte er een foto van. In de etalage van een boekhandel lagen de verzamelde werken van Karl Marx. Na een wandeling door de stad dronken ze koffie in een café aan de Alexanderplatz.
’s Avonds aten ze in een restaurant, de tafelkleedjes waren van plastic, het bier werd in halveliterflessen geserveerd. Ze waren de tijd vergeten, buiten was het donker geworden. Na de rekening betaald te hebben keek Tom op de stadsplattegrond en vond een grensovergang dichtbij. Toen ze bij de grensovergang waren en zagen dat er geen lichten brandden, zei Maaike geschrokken: ‘Deze is dicht!’ Tom vloekte, het was bijna kwart voor twaalf en om twaalf uur moesten ze in West-Berlijn zijn. ‘We moeten opschieten!’ zei Tom, ‘anders zitten we straks in een Oost-Duitse cel.’ Ze holden een paar straten door op zoek naar de taxistandplaats waar ze eerder op de dag taxi’s hadden zien staan. Er stond nog één taxi. Tom vroeg aan de chauffeur of hij hen snel naar dezelfde grensovergang kon brengen waar ze ’s ochtends Oost-Berlijn waren binnengekomen. Na een rit van tien minuten liepen ze door de controle, het was vijf voor twaalf. Opgelucht stapten ze West-Berlijn weer in. Het begon te sneeuwen, de sneeuw dwarrelde langzaam naar beneden in het zwakke schijnsel van de lantaarnpalen die langs de Muur stonden. ‘Blij dat we weer in het vrije westen zijn’, zei Tom met enige ironie. ‘Nou en of’, antwoordde Maaike. Ze bleven staan en kusten elkaar terwijl de sneeuw op hen viel. ‘We zijn de helden van de dag’, zei Tom. Maaike lachte en ze liepen door. Het begon harder te sneeuwen. Aan het einde van de straat knipperde de kapotte lichtreclame van een biermerk.
Foto boven: Oost-Berlijn 1981, Palast der Republik, het ‘parlement’ van de DDR.
Foto boven: West-Berlijn 1981, de Berlijnse Muur, WaldemarStrasse.
(C) 2016 Ronald Puma (tekst en foto’s)
(Iedere overeenkomst met bestaande personen, plaatsen en situaties berust op toeval).
Bekijk de fotoreportage Berlijn 1981 hier: Berlijn 1981