Arthur Schopenhauer (1788-1860)

(Samengesteld in 2018)

Arthur Schopenhauer, Duits filosoof 1788-1860. (Onder andere) uit boek ‘Bespiegelingen over levenswijsheid’ (1851).

“Zoals in een kolkende zee, te midden van onafzienbare watermassa’s die brullend oprijzen en weer dalen, een schipper in zijn bootje zit, vol vertrouwen in zijn zwakke vaartuig, zo zit daar ook in zijn dooie eentje, midden in een wereld vol kwellingen, de mens…..”

“Om te zien wat gebeurd ís heb je slechts een paar gezonde ogen nodig, om te overzien wat gebeuren kán een goed stel hersens.”

‘O metafysica! we zijn nog net zover als in de de tijd van de eerste Druïden’.

“Geloof en kennis in één hoofd verdragen elkaar slecht: dan zijn ze als een wolf en een schaap in een zelfde kooi; en de kennis is de wolf die zijn buurman dreigt op te eten”.

“Nu zal ik wel weer te horen krijgen dat mijn filosofie geen troost bevat – alleen omdat ik de waarheid spreek, en de mensen liever willen horen dat God de Heer alles goed gemaakt heeft. Ga dan naar de kerk en laat de filosofen met rust!”

“Want onze levensweg is te vergelijken met de weg die een schip aflegt. Het lot speelt de rol van de wind: het helpt ons snel een eind op weg, of zet ons een heel eind achteruit, iets waartegen ons eigen ploeteren en streven maar weinig helpt. Want dit speelt daarbij de rol van de riemen: als deze na urenlange arbeid ons een eind voorwaarts hebben gebracht, dan werpt een plotselinge windstoot ons weer net zo ver terug. Is hij daarentegen gunstig dan helpt hij ons in die mate dat wij de riemen niet meer nodig hebben”.

“Het gaat in het leven net als in een schaakspel: wij bedenken een plan, maar dat plan blijft afhankelijk van datgene wat in het schaakspel de tegenstander, en wat in het leven het lot belieft te doen. De wijzigingen die ons plan hierdoor ondergaat, zijn meestal zo ingrijpend, dat het in de uitvoering nog maar net aan enkele grondtrekken is te herkennen”.

“Zoals de wandelaar pas wanneer hij op een heuvel is aangekomen de afgelegde weg met al zijn bochten en krommingen overziet en leert kennen, zo leren wij pas aan het eind van een levensfase of zelfs van het leven als geheel, de ware samenhang van onze daden, prestaties een werken, de precieze gevolgen en verbanden, ja ook de waarde ervan kennen”.

“Hoezeer op het wereldtoneel de stukken en maskers ook wisselen de toneelspelers blijven bij dit alles toch steeds dezelfde. We zitten bij elkaar en praten en raken opgewonden en onze ogen glanzen en onze stemmen gaan luider klinken. Precies zo hebben anderen gezeten duizend jaar geleden, het was hetzelfde en het waren dezelfden, net zo zal het over duizend jaar zijn. Het mechaniek waardoor we dit niet beseffen is de tijd. De ware filosofie van de geschiedenis bestaat in het inzicht dat men in heel die eindeloze wirwar van veranderingen toch telkens weer hetzelfde, gelijke en onveranderlijke wezen voor zich heeft, dat vandaag hetzelfde bedrijft als gisteren en te alle tijden. Een dergelijk geschiedenisfilosofie moet dus het identieke opsporen in alle gebeurtenissen, die van de oude en de nieuwe tijd. Het devies van de geschiedenis zou moeten luiden: eadem sed aliter, hetzelfde op een andere manier”.

“In het algemeen hebben de wijzen door de eeuwen heen altijd hetzelfde beweerd, en hebben de dwazen, die altijd de overgrote meerderheid vormen, steeds hetzelfde gedaan, namelijk het tegendeel. En zo zal het altijd wel blijven. Daarom zegt Voltaire: ‘Wij zullen deze wereld even dom en slecht achterlaten als we ze bij onze geboorte aantroffen’.”

“De mens is in de grond van de zaak een wild, angstaanjagend dier. We kennen hem alleen beteugeld en getemd, in de toestand die beschaving wordt genoemd; daarom schrikken we zo in incidentele uitbarstingen van zijn ware aard. Maar waar slot en grendel van de heersende rechtsorde wegvallen en anarchie haar intrede doet, daar komt pas aan het licht wat de mens werkelijk is”. 

“Alles wat gebeurt, van het grootste tot het kleinste, gebeurt noodzakelijk”.

“De volmaakte man van de wereld zou diegene zijn die nooit verstrikt zou raken in besluiteloosheid en zich nooit tot overhaaste beslissingen zou laten verleiden”.

“Bij deze wereld, waar de ‘teerlingen met ijzeren noodzakelijkheid geworpen worden’ (Schiller) (dichter), hoort een ijzeren wil gepanserd tegen het lot en gewapend tegen de mensen. Want het leven is één groot gevecht, elke schrede wordt ons betwist en Voltaire zegt dan ook terecht: “Enkel met getrokken degen komt men in deze wereld vooruit, en men sterft met de wapens in de hand”. Daarom is het een laffe ziel die zodra zich donkere wolken samenpakken, of zelfs maar aan de horizon opdoemen, in zijn schulp kruipt, de moed verliest en aan het jammeren slaat. Zolang de afloop van een hachelijke zaak nog aan twijfel onderhevig is, zolang de mogelijkheid nog aanwezig is dat ze zich ten goede keert, zolang mag aan terugdeinzen niet worden gedacht, maar alleen aan terugvechten”.

Het boek is door mij gelezen in 1991.

Lees ook (als er tijd voor is):

Friedrich Nietzsche (1844-1900)

Albert Camus (1913-1960)

Condition Humaine

Aanvullingen mogelijk.

Ronald Puma

De auteur studeerde geschiedenis en aardrijkskunde en heeft voor beide vakken de onderwijsbevoegdheid.
Onbekend's avatar

About Ronald Puma

Fotograaf in Nederland / Photographer in the Netherlands.
Dit bericht werd geplaatst in cultuur, filosofie, journalistiek, Kapitalisme, klimaat, media, Uncategorized en getagd met , , , , , , , , , , , , , , , . Maak de permalink favoriet.

Plaats een reactie